Voorkeurshouding

Bij de kinderfysiotherapeut worden frequent baby’s aangemeld omdat zij een zogenaamde voorkeurshouding hebben. Hierdoor kan het (achter)hoofd asymmetrisch ontwikkelen (afplatting).

Er is sprake van een voorkeurshouding als de baby:

  • driekwart van de tijd het hoofd naar één zijde gedraaid heeft
  • het volgen met ogen en hoofd naar de niet-voorkeurszijde onvoldoende is
  • de beweeglijkheid van de nek normaal is

Omdat de schedel van de baby in de eerste maanden zacht is, vervormt deze gemakkelijk wanneer de belasting op het hoofd eenzijdig is. De afplatting van de schedel kan in het midden van het achterhoofd ontstaan, dit wordt een brachycephalie genoemd. Een afplatting aan de zijwaartse achterzijde van het hoofd wordt een plagiocephalie genoemd. Hierbij is er vaak sprake van een asymmetrische stand van de oren: één oor is naar voren en soms wat lager geplaatst en kan afstaan. Het voorhoofd en de wang aan dezelfde zijde kunnen eveneens naar voren staan. Als de voorkeurshouding langer aanhoudt kan asymmetrie in het gezicht ontstaan.

De kinderfysiotherapeut kan door onderzoek en het opmeten van de schedel vaststellen wat de ernst is van de schedelasymmetrie. Het kinderfysiotherapeutisch onderzoek vindt plaats om te achterhalen waardoor de asymmetrische ontwikkeling van de schedel is ontstaan. Indien dit komt door eenzijdige belasting van het hoofd en er geen aanwijzingen zijn voor andere lichamelijke oorzaken kan een afspraak gemaakt worden om een Plagiocephalometrie (PCM) uit te voeren, ofwel de schedelmeting.  Plagiocephalometrie is een methode die niet belastend is voor de baby en die net zo effectief is in het opsporen van schedelvervormingen als de gouden standaard, een driedimensionale CT-scan.

Plagiocephalometrie (PCM) is een meetmethode waarbij met behulp van een bandje thermoplast (speciaal plastic) een precieze afdruk wordt gemaakt van de omtrek van het hoofd in het horizontale vlak. Hierdoor kan bij baby’s met een voorkeurshouding en een afplatting van het achterhoofd de vorm van het hoofd precies in kaart worden gebracht en vervolgens de verandering qua vorm worden gevolgd in de loop van de tijd. De meting vindt doorgaans plaats wanneer het kind de leeftijd heeft van 8-20 weken.

Aan de hand van deze afdruk maakt de kinderfysiotherapeut een berekening van de scheefstand van de schedel en geeft advies over het vervolgtraject. Dit kan voortzetting van de kinderfysiotherapeutische behandeling zijn al dan niet gecombineerd met advies over bijvoorbeeld een redressiehelm (via de huisarts en kinderarts).

Veelal is goed advies over variatie in houding en beweging van het kind voldoende om een symmetrische ontwikkeling te krijgen en hierdoor een afname van de schedelasymmetrie.

Uit onderzoek van collega Dr. Leo van Vlimmeren (kinderfysiotherapeut) blijkt dat:

  •  Schedelasymmetrie na de geboorte vooral veroorzaakt wordt door eenzijdige verzorgings- en voedingsgewoonten en eenzijdige positionering
  • Een vlotte motorische ontwikkeling tot de leeftijd van 7 weken de kans vermindert op het ontwikkelen van schedelasymmetrie. (Pediatrics 2007; 119:e408-e418)

Behandelen

Dr. Leo van Vlimmeren (kinderfysiotherapeut) heeft aangetoond dat kinderfysiotherapie effectief is bij baby’s met een voorkeurshouding en plagiocephalometrie.

Kinderfysiotherapie bestaat uit positionerings-, hanterings- en oefenadviezen aan de ouders:

  • Verschillende manieren van oppakken en dragen
  • Variatie in voedingshoudingen
  • Onder toezicht veelvuldig in buikligging laten spelen (wakkere momenten van het kind)